Dingen.

. ALLES IS EEN RAADSEL

. EN IK WEET NOG NIET

. IN WAT VOOR VORM

. EN IN WELKE TAAL

. Spinvis

maandag 27 juni 2011

Tripje naar fimboi

“Anna, you can not be running like that!”
“I’m running!”
“These stones. You will break a leg!”
“I’m running!”
“Where are you going?”
“I’m not going any where, I’m just running!”
“Don’t go far, we are just about to go!”
“I want to see, it feels like the place will be open!”





En het was open! Vanaf een steile rots wand, een prachtig uitzicht over de Afrikaanse eindeloosheid. Daar, ergens tussen de bomen licht Fimboi. Het dorpje wat we net bezocht hebben. Vanaf Bonga trek je nog zo’n 25 km de bosjes in. Je kan er met de motor amper komen, laat staan met een auto. De mensen wonen hier in een isolement, maar toch ook zijn hier zaklampen en batterijen doorgedrongen. De meest de plank mis slaande commercials rollen uit een radio, maar toch zijn de missionarisen niet tot hier door gedrongen. Dit is het land van de animisten. Zij die hun kippen slachten. De mensen lopen vanaf hier soms naar Sor. No. 2. Dat ligt vanaf Bonga ongeveer halverwege Domongo. De nijmeegse vriedaagse krijgt zo opeens een heel ander perspectief. Ze lopen, ja. Met een enorme schaal met dingen op hun hoofd. En ze dragen hier geen wandelschoenen. Neen.

Fimboi area is de plaats waar Father francis zijn voor ouderen vandaan komen. Hij spreekt hun taal, en een vrouw is zelfs directe familie van hem. Op zijn Afrikaans, dat wel maar toch. Ik kan zien dat het hem raakt. Dat het dorp ooit groot en machtig was, en dat er nu nog maar een paar mensen zijn over gebleven. Hun achtergesteldheid lijkt hem nog meer te raken dan mij. Armoede?

De vrouw kookt voor ons. Twijvelachtigheid al om. Kan deze obrony wel buiten eten? Kan ze wel op de grond zitten? Kan ze wel met haar handen eten? Maar het eten is heerlijk. De fufu is glad en zacht, en de soup is pittig.

Tja. Als ik remote area’s wil op zoeken, dan is dit wel het meest remote wat je kan vinden in Ghana denk ik. Het meest remote wat je kunt vinden als je voor de eerste keer naar Afrika gaat.







"These mosquito's are very disturbing!"



“Anna, je kunt niet zomaar weg gaan.”
“Ik ga.”
“Deze roekeloos heid, je breekt jezelf op.”
“Ik ga.”
“Wat ga je daar dan doen?”
“Ik ga daar niet iets doen. Ik ga daar.”
“Ga niet te ver, het leven gaat ook door.”
“Ik wil het zien. Het voelt alsof het goed zal zijn.”

zondag 26 juni 2011

"father, are you going like that? I want to evaluate small"

“It’s not easy.” en “We are suffering.” zijn veel voorkomende statements in de Ghanese vocabulaire, maar als ze zeggen dat lopen naar de farm ver is, dan bedoelen ze ook dat het ver is. Dus als we savonds terug komen van farm ben ik al lang te moe om me ergens zorgen over te maken. Gewillig stap ik bij mr Mensha acher op de motor om ergens pito te gaan drinken, en het valt me ook niet op dat Emillio deze keer niet mee gaat. Ik heb mijn kalebas pito nog amper op of we gaan al weer. Jeetje jeetje denk ik, waar is de never rush in live spirit gebleven?

Ik had me er de afgelopen dagen net over verbaasd dat ik deze mensen die ik helemaal niet ken zomaar zo volledig vertrouw. Dat ik met ze mee ga naar de farm en altijd zonder enige twijvel bij ze achter op de motor stap. Dat ik niet alleen hun intenties vertouw, maar ook hun kunnen.

En dan, midden in de bosjes tussen het ene huis en het andere huis stoppen we. “Maddam, let me talk to you small” zecht hij. Aha, denk ik, nu valt alles op zijn plek. Hij wil natuurlijk een solar lamp, of dat ik tinn roof sheets voor de kerk koop, of de school voor zijn zoon betaal... Dus ik maak mijn borst nat.
“Aha, no problem, about what?”
“Tonicht I’m feeling you.”
Voor 2 seconden word het volledig stil in mijn wereld. Mijn aderen vullen zich met een mix van adrenaline en plaats vervangende schaamte. En dan angst. En dan medelijden, en afschuw. Hoorde ik dat goed? Zei hij dat echt? Zijn gebrekkinge engels? Maar ik denk dat ik heel goed weet wat dat betekend. Het komt in me op dat ik ook moet reageeren. Proffessioneel. Ik moet proffessioneel reageeren. Misschien heb ik het niet goed gehoord.
“You say what?”
“I mean, tonight, I’m coming to your house.”
“To do what?” Ik houd me nog steeds van de domme, in de hoop dat dit allemaal heel normale Ghanese beeldspraak ik voor iets heel onschuldigs.
“I mean, this.” En hij wijst naar mijn kruis. Ik denk dat ik me niet ongemakkelijker had kunnen voelen, zo wijdbeens achter op de motor.
“No, I don’t think so. It’s not necessary.” Andwoord ik heel poeetiesch, maar volledig misplaatst in lijn met de word grappen die we in Damongo, of all places maakten. Automatisme, in gevallen van nood, denk ik.
“I think you have a wife, mr Mensha. You are married. That’s important. It’s no jokes mr Mensha…”
“Yes yes, I have a wife.” En dan rijden we verder. Stom verbaast zit ik achter op de motor. Echt stom stom stom verbaasd. “Je gaat dus als een soort antropoloog naar het dorp”, had father Damian gezegd. Eeh, ja. Dat krijgt nu een heel ander perspectief. Wat moet ik hier nu weer van denken. Ziellig ook. Sara. Laat zomaar een andere vrouw toe in haar huis, en nu verdraai ik mijn gezicht op deze manier. Maar hee, hallo, ik heb daar ook geen aandeel in gehad, dat het nu zo opeens loopt.

Arme stumper ook. Wat dacht hij wel niet. En wat denkt hij nu wel niet. Deze blanke dame, zomaar geprobeerd het bed in te praten. Hier gebracht door de Katholieke vaderes notabene. Met wie zij zo’n vrije interactie heeft. O god. Het gebed voor het slapen gaan duurde ineens twee keer zo lang. And forgive us our trespasses. Jajaja. Jammer dat ik geen Dagatie spreek.

Als ik het een aantal dagen later met father Francis evalueer kan hij het allemaal wel een beetje voor mij in perspectief plaatsen.
“Did you ask him if he wanted to marry you? You see, they might be Christians, but they are also still Africans.” De ene na de andere man trouwt hier meerdere vrouwen, en het is hier verre van vanzelfsprekend dat al je broertjes en zusjes de zelfde vader en moeder hebben. Sterker nog, Sara zou zelfs haar jongere zusje kunnen brengen. Aangezien zij zwanger is, en hij nu niet meer van haar jeugdigheid kan genieten. Aha.
“You see, he would be the hero of the village if he managed to pregnate you. They just see you, this young lady not married jet... He just also tried his chances. It’s not that they are bad. It’s just their culture. Monogamy is not necessarily a value for them, surely not above having children.”

Ja ja ja. Ik kijk alleen, en oordeel niet. Waarden en normen zijn niet universeel, en goed en kwaad niet absoluut. Ik kijk nu heel anders naar de dingen. Ik hoop dat jullie dat ook kunnen zien.

zaterdag 25 juni 2011

Ik heb een boek vol met plaatjes van mensen die ik niet ken

“Maddam, that your friends have bring you some big big book…”
Sabine en Jornt hebben me een Happinez gebracht. Terwijl ik mijn hutje in loop denk ik dat ze er al eerder naar gezocht heeft, want m’n spullen zijn anders. Maar nu heeft ze al haar moed verzameld en Edie gevraagd of hij mij wil vragen naar mijn boek. Happinez. Dus tover ik mijn plaatjes boek tevoorschijn, en kijk ik als met twee peuters plaatjes. Ik hoop maar dat ze niet vragen waar het over gaat, want alle dingen die in nederland al twijvelachtig zinvol waren, zijn nu werkelijk alle betrekelijkheid verloren.

“Is this your grand mother?” Eeh, neen, deze vrouw ken ik niet.
“Is this you?” Eeh, nee, deze vrouw ken ik ook niet. Dat zijn stock fotos... Zegmaar plaatjes die nergens over gaan en die je al blad kan kopen op je text op te fleuren. Bij een stock foto bureau... eh, na, laat maar.

“Cat?”
“Yes, it’s cat. Cat in Holland.”
“What is this?” Vraagt ze als we zijn aangekomen bij een reclame voor katten blik voer. Zegmaar een soort kallender met op iedere dag een andere met zorg en toeweiding geselecteerde smaak variatie, opdat je je kat gevarieerd te eten geeft, zodat hij, eeh, gelukkig is.
“It’s tinned meat. Like tinned tomatoes, but then meat. It’s for cats.”
“Ah, so in Holland you also eat cat.”
“Eeh, wel... Yes.”

Zelfs foto’s van Afrika zelf, de woestijn, slaan hier de plank mis. Ze kan ze niet in perspectief plaatsen.

“Cross” Zegt ze als we een plus zien. Zegmaar de + van 24 maanden Happynez + een prachtige ketting. Petje af voor de missionarisen. Misschien kunnen ze een workshop komen geven op het CIBAP. PR om je vingens bij af te likken. Bijzonder veel welvaart heeft het niet gebracht, maar het geloof zit er goed in.

Ja, het is een kruis. Laten we het daar maar bij houden. Dat je alleen al een boek zou kopen voor 90 Ghana Cedi’s (nine houndred thousand!), vol met plaatjes van mensen die je niet kent is al bijzonder op zich natuurlijk, maar dat je er dan ook nog een prachtige ketting bij krijgt... Prachtig alleen al is een achterlijk woord.

vrijdag 24 juni 2011

god, o god, wat een gedoe

“You can say I am a dreamer, manny people are. I hope one day you will join us, the world would live as one…”

En als dan na de absolute ramp dagen van hier voor na alle turbulentie alleen nog maar een doffe flat line over is, komt Father Bezel om de examens voor de rosary af te nemen. Ik heb besloten mijn hoofd te laten hangen, omdat het kan. Volgende week zondag kom ik weer mee naar Damongo. Hij reageert hier heel rustig op en zecht dat dat kan en mag. Wat een opluchting. Als ik vraag of ik de mensen hier dan niet beledig, zecht hij dat ik niet bang moet zijn dat ik de mensen dis-please, omdat ik anders ook mezelf dis-please. Dat het niet nodig is om mezelf te dis-pleasen. En dat is ook waar.

Maar dan komt er een motor aan gereden, en wonder boven wonder, dat is Father Francis. Suprise Suprise. Om te e-v-a-l-u-e-e-r-e-n. Aangezien hij ook wel kan zien aan mijn hoofd dat ik dat niet hier kan bespreken, neemt hij me even mee een weggetje richting de farm op. Eerst maar even een ritje. Of ik ook even wil rijden? Ja wel. Doet wonderen. Dus met hernieuwde kracht en positieviteit leg ik uit dat het een absoluute faal is, en dat ik het niet kan, dat ik niet weet wat ik met mezelf aan moet en dus. Dat. Punt.

En ook dat mijn eindeloze ontevredenheid met heeft uitgeput, en dat ik bang ben dat ik nooit meer gewoon een vrolijk meisje word zoals ik vroeger was, dat ik vroeger altijd blij was. Dat ik bang ben. Alles. Ik zeg het gewoon allemaal. 

Wat een opluchting.

Over dat hij me van mijn balans had geduwd met zijn gallon project, en dat ik daar nogsteeds niet het nut van zie, en dat ik daardoor geen goede start had, en dat ik hem dat kwalijk neem.

Wat een opluchting.

Maar hij vertelt me dat hij nooit had verwacht dat ik het langer dan een week zou volhouden. Dat hij er rekening met had gehouden dat ik de eerste drie dagen al weer terug zou zijn. Dat het voor iedereen moeilijk ik om in het dorp te wonen, ook voor de priesters die dat soms moeten doen. Dat zelfs een Ghanees uit Damongo het er waarschijnlijk niet zou volhouden.

Wat een opluchting.

Over god ook. We praten over god. Zoals altijd. Nou, zeg ik ik heb god niet buiten gesloten hoor. God heeft mij buiten gesloten. Kom maar op met die holy spirit, ik kan niet wachten tot die mij vervult. Hij zecht dat hij het meent, ik zeg dat ik het ook meen.

Die avond voelt als een nieuwe start. Alsof hij me opnieuw in het dorp heeft gebracht. Jeetje denk ik, zou dit het dan zijn, dat je god in je hart toe laat?? Ik zou het graag geloven. Dan komt er een liedje op de radio, over een meisje dat een dromer is. Ja denk ik, ik ben een dromer. En ik moet niet de veel denken.

donderdag 23 juni 2011

Foto's Bonga





Spiegelbeelden


Achter op de motor kijk ik mezelf eens in de spiegel aan. Ik heb mezelf al een lange tijd niet meer goed aangekeken, en het beeld is een beetje bibberig, maar toch. Terwijl ik mezelf aan kijk vertel ik mezelf dat ik toch ook best wel blij mag zijn.

Vandaag heb diep in de bosjes van dit Afrikaanse continent zaadjes in de grond gestopt. Het heeft geregend, dus het is tijd om te zaaien. Hier voel je pas hoe klein je echt bent. Mensen zijn net mieren, maar dan met een ego. De farm reikt tot zo ver ik kan zien, en ik blijf angstvallig dicht in de buurt van Dora. Het is bijzonder hoe open het bos is, maar hoe dicht het ook is. En hoe weinig gevoel voor richting ik heb.

Terwijl we over de kronkel paadjes rijden vraag ik me ook af, wie dat eigelijk bedacht heeft. Dat die farm zo ver weg is, en hoe ze die plek voor de eerste keer gevonden hebben. En hem ook voor de tweede keer weer terug gevonden hebben. Bijzonder eigenlijk, hoe mieren altijd hun weg vinden...

Ja, de mensen staan hier nog dicht dij de natuur. Orienteeren zich op hun omgeving en de zon, en weten schijnbaar willekeurig gezaaide zaadjes terug te vinden. Weken iedere dag met hun handen in de modder, op hun willekeurig gelocaliseeder farm. Het is eigenlijk iedere dag een safari.

“The work is too hard, and we are suffering every day”, klagen ze. Ja denk ik. Iederreen werkt hard, en iedereen lijd. Maar jullie zien niet hoe mooi jullie hier leven. Maar aan het einde van de dag ben ik ook moe. Het werk is inderdaat zwaar, en de yam-hopen reiken eindeloos. De doen hier alles met hun lijf, een houweel en een machet. Ja, het werk is zwaar, en voldoet zeker niet aan de arbo wet. Ze houden hier van bukken, en zware schalen op hun hoofd dragen. Het is niet iets wat je een heel leven kan doen. Maar dat is toch wel wat ze doen. Misschien lijden de mensen hier wel iets meer.  Jhon Banye. Van 1970. Dus nu zo’n 41 jaar oud. Zijn oudste zoon is 24, zijn jongste zoon 6. Zijn vrouw, Dora, is al weer zwanger. Hij kan niet lezen en schrijven, nog spreekt hij engels. Waar moet hij heen? Ploetert zich hier een leven door de modder.

Mensen zijn net mieren, hier ontbreekt het ze zelfs aan een ego.

Flanies


Het wollige groen, dat me zo uitnodigend aan kijkt. Een palmboom hier en daar, een emmer water op ons hoofd. Water halen. Een dagelijkse bezigheid hier. Alsof we de hond uit laten. Een sociale bezigheid ook, zo’n borehole. Ik voel me al een stuk vertrouwder met de mensen hier. Ze komen me tegenwoordig al ophalen, want ze hebben door dat ik daar schijnbaar schik in heb.

Ook de fulanie’s, die toch een beetje een gemeenschap appart zijn, beginnen aan me te wennen. Een meisje, die altijd lacht en mijn grootste fan is, laat trots het haar van haar juf, -wat zij wereldschokkend gewoon kan vast pakken zonder dat ik uit mijn vel spat- aan haar fulanie vriendinnetjes zien. Dat in natuurlijk een enorme show, want nu het ijs gebroken is wil ieddereen wel even voelen aan die enorme bos haar die uit dat kleine knotje springt.

De fulanies, wat een intressant gezelschap. Ze zijn de mensen die de koeien herderen. Een soort zigeuners. Ze komen uit Mali, en ze hebben niet de beste reputatie. Ze zijn een beetje buitengesloten. Ze hebben nog veel meer aan hun traditionele gewoontes vast gehoduen, je kunt ze meteen herkennen. De vrouwen zien er veel mooier en verzorgder uit, veel minder, afgeleefd. Ze besteden altijd heel veel aandacht aan hun makup en hun haar. Ik verbaas me over hun dunne beentjes en dunne armen.

Ik weet niet zo goed hoe, maar ik facineer me toch echt nogsteeds mateloos voor hun. Misschien is dat een goed idee voor het volgede dorp avontuur...

dinsdag 21 juni 2011

au bronies

Als ik net met Dora bij een paar mensen in het dorp ben langs geweest, en terug ben bij het klasje, komt er ineens een motor met twee blanken het dorp binnen gereden. Nu breekt mijn klomp denk ik. Wat doen zijn nu weer hier! Heb ik weer, moet ik mijn in-to-the-bush ervaring met twee nasales delen.

Maar neen, grapje. Het zijn Sabine en Jornt. Op een prachtig zwart paard! Ze hebben een motor gekocht! Het is altijd een ontzettende opluchting als er mensen van buiten af in het dorp komen, zegmaar normale mensen, en nu kan ik ook nog nederlands praten. En een motor. Wat een avontuuren. Ze nemen me even mee naar Sor. No 2, naar de markt. Vic, Dora, Martha. Wat een schatten, en wat leuk om ze weer te zien. Laggen gieren brulen natuurlijk, die blaren op mijn handen van de farm.
“Are you able to stay in the village?”
Ja, ik kan in het dorp leven.
“Then, you have done well”

zondag 19 juni 2011

Douce


“When you poor one kalebas of water in a bucket, will the bucket be full?”
“No.”
“Aha, so it wil will not also poor, richt?”
“Yes.”
“When you poor two kalebashes of water in a bucket, will it be full?”
“No…”
“Aha, so it will still not poor. But when you keep pouring kalebashes in a bucket, at one moment the water will poor from the bucket richt?”
“Yes.”
“Aha, so this was the kalebas who made the water poor from the bucket…”

En dus zit ik nu hier, poedel naakt, op mijn hurken voor mijn douche emmer. Wat is het hier mooi! Wat is het hier mooi! Zeg ik tegen mijzelf. Maar neen, de tranen rollen over mijn wangen. Ik probeer ten zeerste te genieten van dit blader dak, maar vandaag was de druppel die de emmer deed overlopen.

s’Ochtens komen de vrouwen die pito brouwen, met hun pito in schalen op hun hoofd langs bij de huizen. Een soort SRV-wagen. Pito is een soort bier, maar ze drinken het als koffie.Aangezien ik wist dat Emillio, mijn partner in crime die engels spreekt en die mij vertaalt als ik les geef, erg van pito houd, had ik een fles gekocht. Maar voor ik zelf de kans had gevonden om hem uit te nodigen kwam hij zelf al met een fles aan zetten. Toen ik hem zei dat er ook al pito in het huis was, vroeg hij mij waarom ik het dat dan niet verteld had. Dat ik hem daar nog voor wilde uitnodigen was voor hem kennelijk gaan andwoord, en als hij dus nog een keer vraagt waarom ik hem daar niet voor gevraagd heb weet ik niet zo goed wat ik moet zeggen.

Ik weet zelf ook wel dat ik het soms moeilijker maak dan het ik, en hem ook al eerder best gewoon had kunnen vragen.

“That means you are shellfish”, zecht hij dan ineens. Na alle onzekerheid van de afgelopen dagen is dat natuurlijk een klap in mijn gezicht. Ik zeg hem dat ik het daar niet mee eens ben, maar het lukt me niet het buiten meszelf te houden. Met een brok in mijn keel probeer ik mijn tranen weg te slikken. Ik schenk hem een kalebas pito in, en zeg dat hij zijn pito maar moet op drinken, dat ik hoofdpijn heb, en dat ik ga slapen.

Als hij vraagt hoe dat zo opeens kan, rollen de tranen over mijn wangen. Over dat het voor mij ook moeilijk is om hier te zijn, en dat ik het niet altijd begrijp. Over dat ik niet egoistiesch ben, en dat dat de emmer was die de druppel deed overlopen. Dat is natuurlijk allemaal wel ook een beetje schrikken voor hem, en de drupel die die emmer doet overlopen kent hij ook niet.

En dus verkeer ik vandaag ik opperste staat van wanhopigheid. Dat het allemaal een groot misverstand is, en alleen maar groter word, en dat ik neit weet hoe ik het moet recht zetten. Dat ik hier weg wil, dat ik niet weet waar ik heen wil, dat ik blijf vluchten en dat ik het nooit vind.